Utrecht - Oudegracht 367 e.v. - (De) Boog0000.0011

 

Literatuur

 

- Kolman, Chris & Ben Olde Meierink & Ronald Stenvert, Utrecht (betreft provincie Utrecht). Deel in de serie 'Monumenten in Nederland', nr 1. Zeist (Rijksdienst voor de Monumentenzorg), Zwolle (Waanders), 1996cop. [352 blz. ISBN 90.400.9757.7]. Hierin "voorm. bierbrouwerij 'De Boog' (Oudegracht 371)" (met werfbebouwing): blz. 279 (in paragraaf 'Industriegebouwen')

- Krijnen, Paul & Jetty Krijnen-van der Sterre, Grolmans Utrecht, de stad rond 1900. Bussum (Toth) & Utrecht (Het Utrechts Archief), 2008cop. [144 blz. ISBN 9789068684407]. Hierin "Bierbrouwerij De Boog, Oudegracht 367-371" (12-04-1897): blz. 107

- Krijnen, Jetty & Paul Krijnen, "De Boog", in de rubriek 'Uit de atlas van A. Grolman'. In: Ons Utrecht (huis-aan-huisblad), 15-06-2011, blz. UOE.1421.19 (Aquarel van Grolman uit 1897. Verhaal over de brouwerij en het industriegebied Achter Twijnstraat. "Op de werf achter de brug staat het brouwhuis, waarin het grachtwater werd overgeheveld. In de regel gebeurde dit met behulp van een putstoel, waarna het water via een goot in de ketel van het brouwhuis werd geleid. De brede werf op de voorgrond, gelegen tussen de Vollersbrug en Geertebrug, hoort bij de voormalige Utrechtse bierkaai, waar de importbieren werden gelost. Deze bierkaai werd in 1648 ingesteld ter controle van de accijnzen op importbieren. Het prachtige boek 'Wandelen over de Bierkaai' van Kees Volkers geeft een goed beeld van de Utrechtse bierhistorie")

- Hazewinkel, H.C., "Lakmoesindustrie in Oud-Utrecht". In: Jaarboekje van Oud-Utrecht, 1928, blz. 168-194   (met o.a. overzicht industrieën Achter Twijnstraat en Twijnstraat aan de Werf. In 1782 vestigt Johannes Altheer uit Sankt Gallen (CH) zich als boekhandelaar in Utrecht. Samen met de tekenaar Cornelis Hardenberg gaat hij 'in de lakmoes'. Om een fabriek te beginnen kopen zij "zekere te koop staande huizinge endegrond, staande en gelegen binnen deese stad aan de Oude Gragt, agter het Wijstraat, waarin een grutterij was geëxerceerd". De gebouwen worden ingericht voor de fabriek, maar daarvoor moest de stookplaats, die eerder voor de eest werd gebruikt, verbouwd worden. Ze dienen een verzoekschrift in 'tot het verplaatsen van den eest'. De stadsarchitect nam de situatie op en zag geen bezwaar. Toch kwam er bezwaar en wel vanwege het feit dat er 'piswater en ander scherp bijktend water' op de Oudegracht geloosd zou worden, al werd dat door de aanvragers ontkend. Stroomafwaarts lag, ook aan Achter Twijnstraat, de brouwerij De Boog, "welke door de zuyverheid van 't klare Rhijnwater in de geleegentheid zig gesteld vindt, haare beroemde bieren te brouwen". Vervuiling van het water van de Oudegracht was een gevaar dat het belang van de stad raakte: De Boog was van de R.K. Armenkamer, die de alimentatie aan de armen betaalde uit de inkomsten van de brouwerij. De Raad verbiedt alsnog de vestiging van de lakmoesfabriek alhier. In 1801 moet 'Johannes Altheer, het bedrijf aan de 'Achtertwijnstraat' sluiten. Op 'kaart 2' na blz. 194 staat met 'J' aangeduid: "De terreinen van de brouwerij 'de Boog'.")

- "Bierbrouwerij is jong monument". In: Utrechts Nieuwsblad, 30-10-1989, blz. 9

- Hulzen, dr. A. van, "Brouwerij bij Vollerbrug werd in 1716 gebouwd". In: Utrechts Nieuwsblad, 11-12-1982, blz. 13